Esperanto
FEL, waar de Esperantobeweging beweegt!
Contacteer ons Contacteer ons
Zoek op de Esperanto-webstek

Over gedichten in het Esperanto


Sta me toe als dichter mijn mening te geven over de rijkdom of het gebrek daaraan van het Esperanto. Eerst en vooral, een kunsttaal kan heel nuttig zijn in geconstrueerde teksten over ideologische of technische onderwerpen, maar geïnpireerde poëzie of literatuur moet uit de ziel van de dichter vloeien en wordt gewoonlijk veel spontaner gevormd in de moedertaal van de auteur, in zoverre zelfs dat de Engelse teksten van overzeese dichters allemaal vertalingen zijn uit de originele taal (het Bengaals, bijvoorbeeld in het geval van Tagore).

Bijgevolg is een verworven kunsttaal mentaal niet geschikt voor de schepper, hoe groot zijn objectieve verdiensten ook mogen zijn. En, omdat dichters nu éénmaal een publiek zoeken, zullen zij liever in die taal schrijven die door het grootst mogelijk publiek wordt begrepen, in plaats van uw ideaal te onderschrijven, hoe waardevol dat ook is!
David Stringer, 1996

De mening die hierboven wordt geciteerd is helemaal niet ongewoon. Met betrekking tot het Esperanto klopt die theorie van geen kanten, maar het is de moeite waard de argumentatie ervan te analyseren ten einde aan te tonen waarom de theorie - ondanks het feit dat ze op het eerste gezicht erg waarschijnlijk is - toch verkeerd is.

Eerst en vooral maakt ze een empirische fout [in België zou je het een procedurefout kunnen noemen (red.)], omdat ze geen kennis neemt van de bloeiende Esperantodichtkunst in de laatste honderd jaar - hoewel Stringer zich met een minimum aan goed onderzoek daarover had kunnen informeren. In mijn eigen bibliotheek bevinden zich op dit ogenblik meer dan driehonderd dichtbundels, uit vijf continenten, allemaal origineel in het Esperanto gecreërd en niet vertaald uit een andere taal. (Ook de vertaalde poëzie bloeit trouwens - van Chaucer tot Matsuo Bash - maar dat is een zaak apart.)

Het is wat goedkoop om te stellen dat die gedichten helemaal geen gedichten zijn, als je niet eens de moeite neemt om er zelfs maar kennis van te nemen. Maar om dat te kunnen doen, moet men ten minste een klein beetje Esperanto leren. Het is veel gemakkelijker ze gewoon af te wijzen, als niet bestaande te beschouwen.

Het is een feit dat niet alle Esperantodichters even competent zijn - en om heel eerlijk te zijn er zijn er zelfs compleet waardeloze, maar ik durf beweren dat er ook een aantal van wereldformaat tussen zitten. Natuurlijk worden die niet erkend buiten de Esperantogemeenschap, maar het zelfde geldt over het algemeen voor de grote Hongaarse dichters, wier reputatie de meesten onder ons maar voor waar moeten aannemen. In mijn eigen land geldt dat ook voor de Gaelische dichters zoals Somhairle en MacGillͅain. Wij accepteren hun reputatie omdat competente sprekers van de betrokken talen ons zeggen dat ze "buitengewoon" zijn. Esperantodichters worden zelden met dezelfde voorkomendheid behandeld.

Esperantodichters bestaan, maar hoe kan dat?

De argumentatie van Stringer is perfect valabel wanneer die wordt toegepast op vreemde (etnische) talen, maar met betrekking tot het Esperanto gaat ze niet op. De reden daarvan is dat Esperanto geen vreemde taal is in de echte zin van het woord. Een vreemde taal is het eigendom van moedertaalsprekers, die die taal naijverig bemoederen en voeden. Wanneer ik Frans probeer te spreken, dan ben ik mij volkomen bewust van het onoverkomelijk gewicht van de Franse cultuur, die tegenover mij staat opgesteld. Ik weet dat ik nooit in staat zal zijn heel die cultuur te assimileren en dat ik me nooit echt thuis zal voelen in die Franse cultuur.

Evenmin vermindert mijn liefde voor het Esperanto mijn liefde voor het Engels. Dat is de reden waarom mijn haren ten bergen rijzen wanneer ik buitenlanders mijn moedertaal hoor verkrachten, wat zij onvermijdelijk doen, wanneer zij Engels proberen te spreken. Maar dat gaat niet op voor het Esperanto, dat aan iedereen toebehoort, zowel aan nieuwelingen als aan mensen die met Esperanto werden opgevoed van bij de geboorte. Er is hier geen onoverkomelijk gewicht. Ik zeg soms - al schertsend weliswaar - dat het Esperanto mijn taal is, omdat ik die zelf gekozen heb, terwijl het Engels mij willens nillens werd opgedrongen. Maar er zit een grond van waarheid in die scherts.

Er bestaat geen conflict tussen het Esperanto en iemands moedertaal; beide kunnen comfortabel coͥxisteren in 驮 psyche. Dat komt, omdat die talen twee afzonderlijke en gescheiden rollen vervullen, waaraan zij perfect zijn aangepast. Engels is niet bij uitstek geschikt voor internationaal gebruik en vervult die functie slechts met beperkt succes. (Maar dit wil ik terzijde laten, want het raakt slechts zijdelings het onderwerp van dit essay. Of iedereen het hierover eens is, heeft hier geen belang.)

Het andere onderscheid tussen Esperanto enerzijds en andere talen anderzijds is dat Esperanto een "kunsttaal" is. Dit wordt vaak denigrerend opgemerkt, maar dat komt omdat men de term "kunsttaal" verkeerd begrijpt. "Kunsttaal" betekent eigenlijk dat Esperanto een "kunstwerk" is, de creatie van een kunstenaar, van een dichter in de ware zin van het woord. En zoals elk ander kunstwerk werkt het verlichtend, dat is de reden waarom het Esperanto zoveel dichters inspireert.

Mentaal geschikt

We moeten nu bekijken of een aangeleerde kunsttaal "mentaal geschikt is voor een schepper". De idee van Stringer over het creatieve proces is honderd procent correct. Wat hij en vele anderen zich niet kunnen voorstellen - door hun bevooroordeelde misvatting van zijn ware aard - is dat het Esperanto in iemands geest kan worden geassimileerd en dat het daar als taal wortel kan schieten. Maar het kan, en het gebeurt. Als Esperantodichter kan ik zeggen: Het is mij overkomen.

Een groot deel van mijn leven heb ik gesleten in Esperantokringen. Esperanto is niet mijn tweede taal, maar mijn eerste vreemde taal. Met velen van mijn vrienden - en ook wel met vijanden - heb ik - tenzij uit beleefdheid tegenover derden - nooit Engels gesproken, zelfs al is Engels hun moedertaal. Het is natuurlijker - let op het woord - de taal te gebruiken waarin de gemeenschappelijke ervaringen werden beleefd. (Onder deze vrienden is mijn jeugdvriend, getuige bij mijn huwelijk en regelmatige correspondentievriend gedurende een halve eeuw.) En dat geldt a fortiori voor vrienden of vijanden wier moedertaal niet het Engels is.

Nu moet je niet denken dat dit enkel geldt voor mij en een handvol andere fanatici. Natuurlijk zijn er heel wat Esperantosprekers die niet tot dit uiterste zijn gegaan, maar er zijn er een heleboel die het wel doen, overal ter wereld, en onder hen bevinden zich natuurlijk de dichters.

Want Esperanto is de uitdrukking van een filosofie en een kijk op het leven, of men dat nu wil of niet. Zijn uitgangspunten veronderstellen het aanvaarden van de fundamentele gelijkheid van de mensen en een gemeenschappelijk idee over menswaardigheid. Dit wordt wel eens als naïef afgedaan, maar het heeft grote denkers, heiligen en rabbi's geïnspireerd en het is veruit te verkiezen boven het harteloze chauvinisme van dictators en boven de wrede razernij van wat eufemistisch "etnische zuivering" wordt genoemd.

Tijdens het eerste Esperanto-Wereldcongres nam Zamenhof het woord en zei: "... voor de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid staan wij, leden van verschillende volkeren, naast elkaar, niet als concurrenten, maar als broeders, die, zonder éen taal aan anderen op te dringen, elkaar begrijpen, zonder wantrouwen ter wille van het duister dat verdeelt, in liefde applaudisserend, niet schijnheilig, zoals leden van verschillende naties doen, maar oprecht, van mens tot mens." Deze woorden mogen nooit worden vergeten. Dat is de visie die de Esperantobeweging heeft gemotiveerd en zijn grootste dichters heeft geïnspireerd.

De meest individuele emotie

Toen in 1906 de echtgenote van de Rus Roman Frenkel werd gedood door een onbekende hand, verkoos hij zijn verdriet om haar uit te drukken in een gedicht in het Esperanto. Dit fenomeen keert keer op keer terug in Esperantokringen. Want taal is nu eenmaal een emotionele aangelegenheid, en dat geldt evenzeer voor het Esperanto als voor andere talen. En alle kunst groeit eerst en vooral uit emotie.

Dichters zijn per definitie ook "woordsmeden" wier creatieve werkmiddelen woorden zijn. Het is wellicht moeilijk voor Stringer om te begrijpen dat Esperanto geen steriele code of een ongelukkig jargon is, maar een taal vol subtiliteiten (wanneer ze volledig geabsorbeerd en gebruikt wordt) en ingeboren suggestie. Maar het is zo. In tegenstelling tot de ruimverspreide opvatting is het Esperanto geen surrogaat Indoͅuropese taal, maar heeft het zijn eigen en unieke structuur. Zamenhof maakt dat duidelijk in zijn Unua Libro: "Maar omdat dit soort taalconstructie zo ongewoon is voor de volkeren in Europa en omdat het moeilijk voor hen zou zijn om daaraan te wennen, heb ik de bedoelde segmenten van de taal aangepast aan de geest van de Europese talen, zodanig dat iemand die mijn taal leert zonder deze inleiding - die helemaal niet noodzakelijk is voor de student - niet eens door heeft dat het constructiepatroon van deze taal helemaal verschilt van dat van zijn moedertaal."

Esperanto is fundamenteel agglutinerend. Om maar één voorbeeld te noemen van wat het Esperanto zo subtiel maakt: het feit dat elke stam gebruikt kan worden als werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord geeft aan de taal een grote grammatische flexibiliteit en een subtiele betekenisleer. Het is een opwindend medium voor de creatieve gedachte en de dichtkunst.

Stringer wordt echter nog meer misleid door een andere paradox: de grootte van het lezerspubliek. Hij veronderstelt dat het wereldwijde lezerspubliek van het Engels zo enorm groot is, dat onvermijdelijk het actuele publiek van een bepaald auteur die van welke Esperanto͡uteur verre moet overtreffen. Maar is dat altijd het geval? Het is ongetwijfeld waar in het geval van fictie-bestsellers. Maar is het ook waar voor poësie? Slechts weinig Engelse poësie wordt gedrukt in een oplage die groter is dan enkele honderd exemplaren. Ik heb ergens gelezen dat de eerste druk van Eliots "The Waste Land" slechts 500 exemplaren bedroeg. Mijn eerste boek werd op 2000 exemplaren gedrukt en was binnen het jaar uitverkocht. Natuurlijk, "The Waste Land" klom steeds hoger en hoger, maar ook mijn boek kende meerdere herdrukken. Maar het werkelijke lezerspubliek van de meeste nieuwe Engelse poësie is zeker niet groter dan het werkelijke publiek van nieuwe Esperantodichters.

En die hebben de zekerheid van een wereldwijde verspreiding. Als ik door de wereld reis, kom ik mensen tegen die mijn werk kennen. Ik heb een Roemeen ontmoet die één van mijn bundels lyrische gedichten van buiten kent. In Peking werd ik door een Chinees in een toespraak verwelkomd waaruit bleek dat hij mijn volledig oeuvre zeer goed kende. In mijn post zitten brieven met gelukwensen uit heel de wereld, inclusief Mongolië. Wat kan een dichter meer wensen?

William Auld (mei 1996)


Laatste aanpassing van deze bladzijde: 09-05-2020