|
Een academieDe organisatoren van het congres in Boulogne vroegen Zamenhof om de vergaderingen voor te zitten. Hij vroeg echter meteen enkele vicevoorzitters en stelde voor dat rector Boirac de discussies zou leiden. De Franse wetenschapper deed dat met opmerkelijk veel talent en tact. Daardoor slaagde hij erin de discussies in goede banen te leiden, alle meningen aan bod te laten komen en toch niemand voor het hoofd te stoten. Men discussiëerde o.a. over de beste manier om Esperanto te officialiseren: het laten erkennen als „duidelijke taal” in de telegrafie en het onderwijzen aan jongeren. Voor het eerste punt was het nog te vroeg, maar uiteindelijk slaagde men daarin in 1925, na een gunstig advies van de Volkenbond in 1924 en het officieel besluit van de Unie voor Telegrafie. Voor het tweede punt werd beslist om omzichtig te werk te gaan, met veel aandacht voor de plaatselijke omstandigheden. Het doel was echter om het Esperanto in het onderwijs te introduceren. Boirac meldde dat er reeds cursussen (op vrijwillige basis) bestonden in enkele Franse scholen (in 14 verschillende steden). Jammer genoeg zag men over het hoofd om over die eerste pogingen een degelijk dossier aan te leggen. Zo moest men wachten tot 1920 vooraleer een nieuwe, iets grootschaligere poging werd ondernomen in andere landen. Het belangrijkste thema van de discussie in Boulogne (en de volgende vijftien jaar) was de organisatie van een echte Esperantobeweging. Voor het congres in Boulogne bestond er geen enkele band tussen Esperantogebruikers, op een premature „Ligo” na (die reeds in 1893 ter ziele ging). Tot 1903 had Zamenhof trouw zijn jaarlijkse adreslijst van nieuw Esperantogebruikers gepubliceerd. Daarna probeerde Ménil een „Tutmonda Jarlibro” (Wereldwijd jaarboek) uit te geven. Maar een echt levende band ontbrak. Een deel van de discussie werd ook gewijd aan de oprichting van een centrale taalautoriteit en het oprichten van een internationale propaganda-instelling. Die voorstellen kenden zowel aanhangers (o.a. Bourlet) als tegenstanders (onder wie Cart en de Beaufront). De laatsten betoogden dat zo'n autoriteit maar kon worden toegekend aan een externe instantie die Esperanto zou officialiseren. Toch werd in Boulogne vrijwel eenstemmig gekozen voor het oprichten van een comité om te gemoet te komen aan het verlangen van Zamenhof. Hij wilde zich namelijk bevrijden van alle verantwoordelijkheid aangaande dingen die de taal betroffen. Het oprichten van een propaganda-instelling werd echter afgewezen. Wel werd overeengekomen om in 1906 opnieuw een congres te organiseren. Wat betreft de taalzaken werd Zamenhof verzocht zelf de meest competente esperantisten te kiezen. Maar hij wees dat voorstel af. Hij stemde er enkel mee in een lijst samen te stellen die aan het congres zou worden voorgelegd. Op de slotsessie werd het „provizora komitato por konsiliĝi kun d-ro Zamenhof pri ĉiuj demandoj rilataj al la lingvo” unaniem aangenomen. De oprichting van dit Taalcomité was één van de belangrijkste resultaten van het eerste congres. Het zou echter nog enkele jaren duren voor dit comité een precies programma en duidelijke richtlijnen zou uitwerken. In de winter verzocht Zamenhof dat Boirac alle correspondentie met de leden zou behartigen en dat men hemzelf zou ontlasten van elke deelname. Het eerste werk bestond erin een transscriptie te ontwikkelen voor de hoedjesletters (de letters met een accent) voor gebruik in de telegrafie en het corrigeren van verkeerde vertalingen van de stammen in het Universala Vortaro (Universeel woordenboek). Dat werk werd geleid door Théophile Cart en zo werd een grotere coherentie bereikt voor de betekenis van basisstammen. In 1906 werden die resultaten aan Zamenhof overhandigd. Deze vroeg echter dat men zijn werk zou voortzetten en dat men Boirac formeel tot voorzitter zou verkiezen. Dat voorstel werd aanvaard. Het zou echter nog duren tot 1908 voor het Taalcomité de richtlijnen, uitgewerkt door Boirac, zou aanvaarden. Tijdens het vierde congres in Dresden werden ze uiteindelijk bekrachtigd. (uit: Edmond Privat, Historio de la lingvo Esperanto. La movado 1900-1927. Ferdinand Hirt & Sohn, Leipzig, 1927. Hfst. 4, p. 31-35) Laatste aanpassing van deze bladzijde: 09-05-2020 |